
Jurisprudentie
AZ8263
Datum uitspraak2007-02-13
Datum gepubliceerd2007-02-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/5124 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-02-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/5124 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering.
Uitspraak
04/5124 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 9 augustus 2004, 03/502 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 februari 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.G.A. Aarts, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend alsmede een rapportage van bezwaarverzekeringsarts
G.J.A. van Kasteren-van Delden. Naar aanleiding van het verweerschrift heeft appellante een rapportage van neuroloog
M.J.J. Prick van 4 juli 1995 overgelegd en een rapportage van verzekeringsarts S.N. van Erk-Raes van Argonaut van
19 september 2003.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2007, waar appellante niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.H.J.A. Olthof.
II. OVERWEGINGEN
Appellante is werkzaam geweest als projectleidster en is op 17 februari 1995 uitgevallen voor haar werkzaamheden wegens vermoeidheidsklachten, rugklachten en psychische klachten als gevolg van een auto ongeluk.
Appellante ontving met ingang van 16 februari 1996 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheids- verzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij besluit van 22 juni 2001 heeft het Uwv voor zover hier van belang de uitkering met ingang van 21 augustus 2001 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 30 januari 2003 (hierna: het bestreden besluit) gedeeltelijk gegrond verklaard waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 21 augustus 2001 is bepaald op 45 tot 55%. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de medische beperkingen tot het verrichten van arbeid niet zijn onderschat en dat het onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is appellante in staat te achten de functies te vervullen die op grond van arbeidskundig onderzoek als voor haar geschikte arbeidsmogelijkheden zijn geselecteerd.
In hoger beroep heeft appellante doen stellen dat haar beperkingen ernstiger zijn dan door de bezwaarverzekeringsarts is vastgesteld.
Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit van het Uwv in rechte stand kan houden.
De Raad beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt het volgende.
De Raad heeft evenals de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het Uwv en de juistheid van de conclusies ervan, waarop het bestreden besluit is gebaseerd. De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot het medisch aspect van het bestreden besluit onderschrijft de Raad.
De medische gegevens die door en namens appellante in hoger beroep zijn overgelegd bevatten inhoudelijk geen nieuwe medische informatie en hebben geen betrekking op de gezondheidstoestand van appellante op de datum in geding.
Nu ook overigens in het licht van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2007.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) A.H. Hagendoorn-Huls

